De schoolbestuurders moeten nadrukkelijk, meer dan nu al het geval was, melden dat de bijdrage vrijwillig is, én dat wie niet betaalt niet hoeft te vrezen dat zoon of dochter niet mee kan met een schoolreis of een buitenlandse excursie. De indieners van het wetsvoorstel, de Kamerleden Peter Kwint (SP) en Lisa Westerveld (GroenLinks) constateerden dat sommige schoolbestuurders onvoldoende duidelijk maakten dat de ouderbijdrage vrijwillig was.
Uitsluiting
Volgens de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel kwamen er hier en daar zelfs deurwaarders aan te pas om de vrijwillige bijdrage te innen – en dat wanneer de ouders de bijdrage niet betaalden, om welke reden dan ook, kinderen werden uitgesloten van de met een vreselijk woord aangeduide extra curriculaire activiteiten. Zij mochten op school blijven met een alternatief programma. Voor de duidelijkheid: het betreft niet alleen excursies en ‘leuke dingen’ maar ook los van het curriculum georganiseerde huiswerkbegeleiding en bijlessen. Of tweetalig onderwijs, lessen Chinees of Spaans, de mogelijkheid om Cambridge Engels te halen.
Juist de uitsluiting van activiteiten waaraan de rest van de klas wel mee zou doen, leidt tot grote sociale druk op de ouders om dan toch maar te betalen. Geen enkele ouder wil dat het eigen kind ten opzichte van klasgenoten in een uitzonderingspositie komt, of mogelijke leerachterstanden niet kan bijspijkeren vanwege het geldgebrek bij de ouders. Natuurlijk hebben scholen ook meestal wel een potje achter de hand voor ouders die wat minder te besteden hebben, maar het is niet onbegrijpelijk dat schaamte ouders er meer dan eens van weerhoudt daarop een beroep te doen. Het gevolg is dat voor een aantal ouders de hoogte van de vrijwillige bijdrage mede bepalend is voor de schoolkeuze. En dat leidt weer tot de ongewenste segregatie in het onderwijs – rijke scholen en arme scholen.
Bekostiging
Tijdens het wetgevingsproces zag een aantal Kamerleden de bui hangen dat ook de zogeheten profielscholen (tweetalig onderwijs, LOOT-scholen, scholen voor artistiek begaafde kinderen) de deuren wel zouden kunnen sluiten als ouders die extra’s niet meer kostendekkend gaan betalen. Vandaar dat er amendementen zijn ingediend om dat te voorkomen. Daardoor hebben de ingevoegde wetsartikelen in de WPO, WEC en WVO nu allemaal een in eerste instantie onbegrijpelijk tweede lid, waaruit je moet kunnen afleiden dat bijvoorbeeld een school voor voortgezet onderwijs die Spaans aanbiedt als keuzevak – buiten het curriculum – zich maar het beste kan aansluiten bij een vereniging-van-scholen-voor-voortgezet-onderwijs-die-Spaans-aanbieden. De vereniging kan dan een potje vormen om leerlingen die dolgraag Spaans willen leren, maar geen kapitaalkrachtige ouders hebben – of onwillige ouders – toch te faciliteren. Het laat zich raden dat dat potje gevuld moet worden door de bijdragen van de scholen die Spaans aanbieden.
Juridisch is er wel een en ander op de regeling aan te merken. Waar voorheen bekostigingsvoorwaarden vooral betrekking hadden op de kwaliteit van het onderwijsleerproces, hoe je die kwaliteit dan ook definieert, wordt sinds eind jaren ’70 van de vorige eeuw steeds vaker het maatschappelijk belang als bekostigingsvoorwaarde gehanteerd. En dat terwijl de Grondwet de bekostiging koppelt aan deugdelijkheidseisen. Hoe ver kan het begrip ‘deugdelijkheidseis’ worden opgerekt zonder ongeloofwaardig te worden?
Belangen
En er is nog iets. Deze bepaling wordt van kracht op 1 augustus 2021, precies een maand nadat de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen in werking treedt. Laatstgenoemde wet voegt aan de artikelen 44 en 291 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek een lid toe dat luidt als volgt: ‘Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de vereniging c.q. de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie.’ Iets dergelijks wordt ook over de toezichthouders van de vereniging of de stichting gezegd in de artikelen 47 en 292a. De nobele doestellingen van de Kamerleden Kwint en Westerveld hebben kennelijk het zicht verduisterd op het feit dat scholen in bijna alle gevallen uitgaan van een vereniging of een stichting. Hun bestuurders en toezichthouders moeten goed letten op de belangen van de rechtspersoon. Die belangen lopen niet altijd parallel met de maatschappelijke belangen.
De extra curriculaire activiteiten zouden hier wel eens een voorbeeld van kunnen zijn. Zolang betaald werd voor de leuke dingen voor leerlingen wil men vanuit de school best wat organiseren. Wanneer er echter dankzij deze regeling te veel ‘free-riders’ komen, kan het belang van de rechtspersoon wel eens eisen dat deze activiteiten gestaakt worden. En dát die free-riders er komen, staat wel vast. Als ouders in dezelfde mate de bereidheid vertonen onverplicht te betalen voor iets wat ook gratis verkrijgbaar is, als hun kinderen bereid zijn corona-zelftests te doen zonder dat ze klachten hebben, ziet het er somber uit voor de extra curriculaire activiteiten. Een paar eenvoudige rekensommen laten dat wel zien.
Dekkingen
Laten we daarom eens een eenvoudige fictieve casus bekijken. Van een grote stichting voor voortgezet gaan vier touringcars met elk 75 leerlingen een week op excursie respectievelijk naar Parijs, Londen, Berlijn en Rome. Het schoolbestuur hanteert het uitgangspunt van kostendekking én dat in principe elke leerling meegaat. Voor de zekerheid wil het bestuur een kleine overdekking creëren om onvoorziene tegenvallers op te kunnen vangen. Indien niet gebruikt, vloeit dit na afloop van de reizen terug naar de betalende ouders. Voor de duidelijkheid: de personeelskosten voor de begeleidende docenten en hun collega’s die gedurende hun afwezigheid hun lessen zullen moeten overnemen zijn niet meegenomen in de onderstaande tabel.

Het is duidelijk zichtbaar dat bij 100% betalende ouders zowel kosten als dekking betrekkelijk laag gehouden kunnen worden.
Zodra echter het aantal betalende ouders terugloopt tot 90% is al duidelijk dat enige aanvullende maatregelen nodig zijn. Zo kan het zijn dat er ouders zijn een beroep doen op Stichting Leergeld, waardoor er alsnog financiering voor de betreffende leerlingen beschikbaar komt. Sommige ouders zullen dit om uiteenlopende redenen niet kunnen of willen doen. Dan zullen of de betalende ouders en/of de scholen en/of andere sponsoren of donateurs het dekkingstekort moeten aanvullen.
Financiële omstandigheden
Er is nu reeds sprake van meerdere situaties waarin ouders zich door economische omstandigheden gedwongen zien voor hun kinderen af te zeggen. Een aantal van hen ziet nog kans via andere wegen toch te betalen. Wanneer echter tegelijkertijd het aantal free-riders toeneemt, uiteraard heel schrijnend voor de goedwillende ouders, dan zal het bestuur zich gedwongen zien een zogenaamde derde geldstroom aan te spreken. Dat kon in het huidige tijdsgewricht weleens erg moeilijk blijken. Betalen uit eigen middelen stuit voor de scholen op in ieder geval zodanig op de wettelijke eisen rond rechtmatige en doelmatige bestedingen van publieke middelen dat in de meeste gevallen slechts weinig mogelijk is. Of de excursies worden gewoon geschrapt.
Zeker is dat de meeste schoolbesturen tot nu toe betrekkelijk succesvol zijn geweest bij vinden van zoveel mogelijk ouders met de bereidheid om te betalen. Het is zeer de vraag of dit ook na 1 augustus 2021 nog zo zal zijn. Ondanks aansprekende, motiverende brieven en slimme betaalsystemen.
En zo helpen ondoordachte wetsvoorstellen met de beste bedoelingen heel wat mooie initiatieven om zeep. Want voor niets gaat de zon op.
Dit blog is gezamenlijk geschreven door onze jurist Kees Jansen en adviseur bedrijfsvoering Manuel Suurhoff.