Met Pasen is in de Bijbel een steen weggerold. Ook in onderstaand verhaal wordt met dit motief van de steen gespeeld. Hemelvaart vertelt van een wolk die Jezus aan het zicht van zijn volgelingen onttrekt. In dit spiegelverhaal worden gebedsvlaggen door de bladeren van een boom opgenomen. En de wind van Pinksteren? Die wind geeft kriebels van hoop. Hoop tot in alle uithoeken van de wereld.
Ter inspiratie voor onze leden: een verhaal om aan kinderen voor te lezen en met hen te bespreken.
Schoon
Er zijn woorden die je altijd met je meetilt. Als een enorme steen op je schouders. Dat zijn woorden die zwaar wegen. Omdat ze je verdriet hebben gedaan. Maar sommige woorden duwen stenen en rotsen weg. Als veertjes in de wind. Zulke lichtmakende woorden sprak mama vorige week.
Met een glimlach reed ze uit de kamer van de dokter. Ze zat nog steeds in haar lichtblauwe rolstoel. Papa duwde haar zoals hij dat al weken deed. Alles leek zoals het al maanden was. Maar mama lachte.
“Ik ben schoon!”
Weg, joekel van een steen. Op zijn plaats begonnen bloemen te bloeien. De zonnestralen hadden er vrij spel. Drie woorden die voelen als een zomerse dag.
Moe
Die woorden waren zoveel lichter dan de woorden die mama tijdens haar ziekte uit haar mond had geperst. Dat waren keiharde woorden geweest: over de naalden in haar arm, over haar haar op de vloer, over de dichte gordijnen, midden op de dag. We verlieten het ziekenhuis zonder nog iets meer te zeggen. Soms zijn drie woorden genoeg. Je kan iemand knuffelen als die in een rolstoel zit. Ook als de rolstoel rijdt.
Mama is moe. Bijna de hele dag ligt ze in bed. Maar meestal zijn de gordijnen open. En ze is schoon. Ze is schoon! Dokters bedoelen met die drie woorden dat er geen zieke cellen meer in haar lichaam zijn. Haar lijf is schoon van die vieze, stomme cellen. Toch is mama nog niet de mama van vroeger. Nu is ze schoon, maar moe.
Gebedsvlaggetjes
In hun slaapkamer staat papa op een krukje. Hij hangt slingers op. Papa heeft zijn ogen tot kleine spleetjes geknepen en het puntje van zijn tong steekt uit zijn mond. Zo doet hij altijd als hij iets heel precies wil doen. Mama kijkt naar hem. Ze lacht en wijst naar de slingers: “Cadeautje van papa”. Papa hoort niets: het ophangen vraagt al zijn aandacht.
Even later stapt hij van het krukje. Hij trekt me naast zich. Samen kijken we naar de slingers. “Zie je dat op elke vlag een paard staat? Dat noemen ze een windpaard.” Nu zie ik het pas. Het zijn geen slingers. Papa heeft hun kamer versierd met vlaggetjes. Ik kijk er eens goed naar. Het zijn kleine vlaggetjes, in een lang rijtje naast elkaar. Ik tel vijf kleuren: blauw, wit, rood, groen en geel. En ja, in het midden van elke vlag staat een paard afgebeeld. Eromheen staan ook andere, kleinere tekeningen en allerlei kriebeltjes. “Waarom heb je vlaggetjes opgehangen?”, vraag ik aan papa terwijl ik ze van dichtbij bekijk. Papa is bij mama op bed gaan zitten. “Wil je de kamer versieren?”
Mama heeft haar hoofd tegen papa’s schouder gelegd. Ze kijkt naar de vlaggetjes en zegt: “In een oud geloof zijn dit gebedsvlaggetjes. Wie ze ophangt, ontvangt geluk voor zichzelf en voor de mensen van wie hij houdt. Als wij vragen om geluk en gezondheid, wapperen de vlaggetjes onze vragen de wereld in. Naar de goden, naar God. Of, als je wilt, naar de wereld van de elfen of zeemeerminnen,” zegt mama met een knipoog. “Kom eens naast me zitten, Tara”, zegt papa. Hij kijkt serieus en klopt met zijn hand op het bed. “We kunnen al het geluk van de wereld gebruiken. Mama is schoon, maar ik wil zo graag dat ze schoon blijft. Wie weet, helpen die vlaggetjes erbij.”
Alles blijven zoals het is
Ik kan niets meer. Ik zie niets, ik hoor niets. Schoon blijven? Kunnen de cellen in mama’s lichaam weer vies worden, kan de ziekte weer terugkomen? Maar schoon is toch schoon? Kunnen stenen terugrollen?
Ik wil die nacht bij mama in bed slapen. Ik moet bij mama zijn! Ik wil haar voelen, ik wil haar nieuwe haren aaien, ik wil mijn hoofd op haar schoot. Als ik haar voel, weet ik dat ze leeft, dat ze dicht bij me is. Dan denk ik aan drie woorden, haar drie woorden in het ziekenhuis.
Vanochtend is het licht in de kamer. Mama slaapt nog. Heel lang kijk ik naar haar. Ik weet het nog van vroeger, toen ik vaker bij haar in bed lag. Ze slaapt altijd met haar mond open. Ik lach. Sommige dingen veranderen nooit. Alles is stil in de kamer, in het huis. Alsof de nieuwe dag zich nog even omdraait en het dekbed over zijn oren trekt. Zo zou ik mijn leven altijd wel willen hebben: dicht bij mama, alles is goed. Ik wil het vasthouden: mama, de stilte, de zekerheid dat alles blijft zoals het is.
Ik zie de vlaggetjes. Ook zij hangen stil te wachten. Te wachten op…. Ja, waarop eigenlijk?
Waaien
Plotseling weet ik het! Dit klopt niet! Vlaggen horen niet stil te hangen. Ze moeten niet roerloos wachten. Vlaggen wapperen, fladderen en waaieren. De wind moet met hen spelen!
Ik kan het allemaal zelf. Het krukje pakken, de vlaggetjes van het plafond halen. Gemakkelijk is het niet; ik moet op mijn tenen op het krukje staan. Als mama wakker wordt en het ziet, wil ze vast en zeker dat ik ermee stop. Maar dat kan ik niet! Ik moet dit doen! Voor mama. Voor papa, voor mij. Het is nog belangrijker dan mama vasthouden in bed.
Zachtjes ga ik naar buiten. Papa is nergens te bekennen. Ook hij zal nog wel slapen. Niemand hoeft vandaag ergens naar toe. De vlaggetjes liggen verfrommeld in mijn handen. Slapende wensen die wachten op de wind die hen wakker moet kussen. Snel loop ik de tuin in, naar de boom die nog door de vader van opa is geplant. Ik wikkel de vlaggetjes om mijn hals en pak zonder na te denken de onderste tak. Het is niet voor het eerst dat ik in de takken klim…
Mijn wens
Als ik ons huis weer binnenga, staat papa voor de trap naar boven. Hij heeft een dienblad met borden en thee in zijn handen. Weer steekt het puntje van zijn tong uit zijn mond. Ik pak er een bord vanaf en loop de trap op.
Ik kruip weer tegen mama aan. Ze is wakker. Papa geeft haar een kus en gaat met zijn thee op de oude stoel naast het bed zitten. Plotseling staat hij op. “Waar zijn de gebedsvlaggen?” Ik wijs naar het raam en vertel hen van de vlaggen in de boom.
Mama staat met de thee in haar handen op en gaat voor het grote raam staan. Even is het stil. Ze kijkt naar buiten. “Ik kan ze niet zien”, zegt ze. “De bladeren van de oude boom hangen ervoor. De vlaggen en de blaadjes horen nu samen bij de boom.” Papa is naast haar gaan staan. “Nu is onze boom de enige in het dorp waar vlaggetjes uit de takken groeien.”
Ik ga tussen hen in staan. De vlaggen zijn inderdaad niet te zien. We staren naar de boom. Dan vraag ik: “Je hoeft de gebedsvlaggen toch niet te zien om je wensen weg te laten wapperen? De wind waait echt wel, ook al zien we hem niet.” Mama geeft me een kus, papa aait over mijn hoofd. “Kom”, zegt mama. “Laten we weer eens ontbijten in de keuken. Daar kan ik ook moe zijn en thee drinken.” Samen verlaten we de slaapkamer en lopen de trap af naar beneden. Daar ruikt het nog heerlijk.
De hele dag zijn we samen. Mama, papa en ik. Het is zo’n dag om voor altijd te bewaren. In de middag kiezen we een leuke film uit en schenken we cola in. Papa opent een zak met paprika ribbel chips. We zijn vrij vandaag. Aan het einde van de middag wordt het donkerder in de kamer. Mama doet een lamp aan. Ze kijkt naar buiten. “Ik zie donkere wolken in de lucht. Er komt storm.”
Weer drie woorden. Opnieuw voel ik me licht, blij. Een storm die de zon doet stralen! Ik weet het: de harde wind zal mijn wensen de wereld in waaien. Lang leve de wind!
Ik knijp mijn ogen dicht en denk heel hard aan de vlaggetjes buiten. Hoe de wind hen heen en weer wappert. Heel zachtjes fluister ik mijn wens. Voor de duizendste keer. In mijn buik kriebelt het. Fijne kriebels. Ik hoor hoe de wind steeds harder gaat waaien. De vlaggetjes en de wind doen hun werk. Mama gaat weer naast me zitten. Met mijn ogen dicht pak ik haar hand. Ik wens alle stenen weg.
Samen geloven
Deze pagina is onderdeel van ons domein Samen geloven. Verus laat zich inspireren door het christelijke geloof. Dit geloof verbindt ons en draagt bij aan een inclusieve samenleving met verschillende visies op goed (samen)leven. Onze christelijke waarden kleuren het perspectief waarmee we naar de samenleving, het onderwijs en relaties kijken.