Zonder overdrijven kan ik zeggen dat in mijn werk als adviseur identiteit elke dag de term ‘burgerschap’ wordt genoemd. Dit gebeurt tijdens de inspiratiedagen met schoolteams, in gesprekken met leraren, leidinggevenden en bestuurders, in talloze artikelen, boeken, columns van collega’s, en via de sociale media van de vele instanties die zich met burgerschap bezig houden. En niet in de laatste plaats kun je er in het programma op de site van Verus er niet omheen.
Mooie praktijk
En dit is terecht. Het is goed dat iedereen in het onderwijs deze ‘burgerschapsopdracht’ als een kern van de school gaat opvatten en hier aan gaat bijdragen. En er zijn al ontzettend veel prachtige praktijken en visies.
Er wordt veel onder ‘burgerschap’ geschaard. Bijna alles waardoor leerlingen en studenten de handen uit de mouwen steken, kritisch leren denken, en de krant (of nu.nl) leren begrijpen heet burgerschap.
Toch pleit ik voor een verbreding van het burgerschapsonderwijs. Vanwege de teddybeer.
Groeiende eenzijdigheid
Dit heeft alles te maken met de groeiende eenzijdigheid die ik in de opvattingen over dit onderwijs bespeur. Burgerschapsonderwijs heeft in het vele aanbod bijna altijd een maatschappelijke opdracht. Leerlingen en studenten moeten in aanraking komen met maatschappelijke uitdagingen als de ‘vluchtelingenproblematiek’, milieu en duurzaamheid, armoede, polarisatie, racisme en discriminatie, gender en seksuele diversiteit, politieke verhoudingen, religieuze verschijnselen.
Ik zie deze focus ook terugkomen in de wet op burgerschapsonderwijs. Hierin wordt gesproken over de ‘democratische rechtsstaat’, ‘sociale en maatschappelijke competenties’ en ‘bijdragen aan de pluriforme, democratische Nederlandse samenleving’.
Die aandacht voor maatschappelijke thema’s is een onbetwistbare kern van het burgerschapsonderwijs. Het zegt alles over de maatschappelijke opdracht van onderwijs.
Maar ze is te eenzijdig. Ik mis hierin namelijk de teddybeer…
Betekenis geven
Burgerschapsonderwijs moet meer zijn dan de aandacht voor maatschappelijke ontwikkelingen en verschijnselen. Het dient namelijk ook volop aandacht te hebben voor levensvragen die leerlingen stellen en de antwoorden die zij geven. In het verlengde van o.a. Gerdien Bertram-Troost pleit ik hiermee voor een bredere opvatting van burgerschapsonderwijs waarin de levensbeschouwelijke ontwikkeling van jonge mensen wordt betrokken.
Dit betekent dat leerlingen en studenten niet alleen participanten ‘aan de pluriforme, democratische Nederlandse samenleving’ (uit de wet op burgerschapsonderwijs) zijn en moeten worden, maar ook mensen die vragen hebben over ervaringen als geluk, vertrouwen, heimwee, afscheid, liefde en daar betekenis aan kunnen geven.
Existentiële ervaringen
Let wel, deze levensbeschouwelijke dimensie valt niet uitsluitend samen met godsdienstonderwijs of kennis van verschillende geestelijke stromingen, hoe waardevol ook. Een nog bredere opvatting van burgerschapsonderwijs, dus inclusief de levensbeschouwelijke dimensie, betekent dat we ook breder naar leerlingen en studenten kijken, als mensen die maatschappelijk hun kritische en constructieve bijdrage leveren, maar zeker ook existentiële ervaringen en vragen hebben. Daar moet onderwijs, daar moet burgerschapsonderwijs volop aandacht voor hebben!
Dit gebeurt al volop. Zo vertelt directeur René Cornelisse van de Wilhelmina-school in Bennekom: ‘Een leerkracht op onze school had tijdens de pleinwacht een gesprek met een meisje uit zijn groep. Deze leerling gaf aan dat ze zo graag zwarte kleding draagt, maar dat géén van de andere meisjes dat doet. “Als we dat nu eens samen doen”, was zijn antwoord. “Na het weekend zijn we allebei in het zwart en om er een soort van weddenschap aan te verbinden, mag jij dan mijn nagels lakken.”
Meisje in het zwart, meester in het zwart met gelakte nagels. En.... de volgende dag een aantal jongens met gelakte nagels. Over acceptatie en respect gesproken.’
Op zoek naar persoonlijke identiteit
Aandacht voor existentiële vragen, identiteit en levensbeschouwelijke vorming houdt in dat leerlingen en studenten, van groep 1 tot en met het mbo en hoger onderwijs, uitgenodigd worden kritisch, zelfbewust en onderzoekend op het spoor te komen van hun persoonlijke identiteit die tot uiting komt in hun zelfbeeld, hun overtuigingen en hun manier van leven.
Of zoals Bertram-Troost in ‘Bezield onderwijs’ schrijft: ‘Gesprekken in de klas over wat leerlingen wezenlijk bezighoudt en hoe ze zich zelf willen (leren) verhouden tot diverse tradities kunnen dan persoonlijk vormend zijn voor de leerlingen en tegelijkertijd bijdragen aan hun burgerschapsvaardigheden. Zowel de individuele leerling als de samenleving is daarbij gebaat’ (blz. 60/61).
Dialoog aangaan
Dat is geen afgeschermde, louter naar binnen gerichte zelfreflectie, maar een uitnodiging aan leerlingen en studenten om hun ervaringen en vragen in te brengen in de dialoog met anderen. Dan is het onderwijs misschien eens niet met een maatschappelijk vraagstuk bezig, maar daagt het wel uit tot ontmoeting en dialoog, dus tot leren samenleven.
En ja, dit betekent dus dat we eens wat vaker met jonge mensen stil moeten staan bij de teddybeer. Dit knuffeldier, of welke ander ‘transitieobject’ dan ook, kan zoveel vertellen over het vertrouwen, het gemis en het verlangen van de leerling. Ook na groep 1.
Meer lezen over de relatie tussen burgerschapsonderwijs en levensbeschouwelijke vorming? Download het whitepaper van Verus!
Lees meer over de bundel ‘Bezield onderwijs’ via deze link.
Samen leven
Deze pagina is onderdeel van ons domein Samen leven. Verus wil bijdragen aan een vrije, inclusieve en pluriforme samenleving. Nu en in de toekomst. Dit doen we door invulling te geven aan de vrijheid van onderwijs met geïnspireerd goed onderwijs en met oog voor maatschappelijke problemen en kansen.