Waarom voelde u de noodzaak dit opiniestuk te schrijven?
“In één week tijd las ik drie keer, en niet van de minsten, dat ze vonden dat het mbo-stelsel op de schop moest. Een hoogleraar, een Kamerlid en een bedrijfshistoricus die alle drie pleitten voor een prominentere rol van het bedrijfsleven in de opleidingen. Toen ik dat las dacht ik: Ho even, jullie staan te ver van de realiteit.
De mening van VVD-Kamerlid Wiersma kende ik al en we zijn het op dit punt echt oneens. Hij is een groot voorstander van BBL (Beroeps Begeleidende Leerweg, waarbij een student werkt en één dag per week naar school gaat, red.) en bedrijfsscholen. Ik vind het juist heel belangrijk dat jongeren niet meteen aan het werk gaan.”
Waarom zouden ze niet snel aan het werk gaan? Het bedrijfsleven zit immers om hen te springen.
“Ja, wij moeten vakmensen afleveren. Dat is ook de ene kant van mijn pleidooi: we hebben het bedrijfsleven nodig om onze jongeren op te leiden. Maar als het over het mbo gaat, gaat het veel te vaak over de arbeidsmarkt. Alsof wij er voor zijn om zo snel mogelijk handjes af te leveren. Het mbo is er ook om jongeren af te leveren aan de maatschappij als geheel. Het is er om hen te leren dat er meer in het leven is dan alleen werken en geld verdienen. Bij hbo-studies en de universiteit vinden we dat allemaal logisch. Maar zo gauw jongeren naar het mbo gaan, lijkt het alsof wij als maatschappij vinden, dat een opleiding er alleen maar voor is ze zo snel mogelijk productief te maken. En daar gruw ik van.”
Wat doen jullie dan aan die bredere vorming van jongeren?
“De burgerschapsvakken zitten al in ons stelsel verweven natuurlijk. Er is op ons christelijke ROC uiteraard aandacht voor levensbeschouwing. Daar zouden volgens mij alle mbo’s aandacht aan moeten besteden. En we stimuleren studenten over de grenzen te kijken door internationale projecten en buitenlandstages.
Maar we hebben bij ROC Friese Poort ook verschillende practoraten: Verschillen waarderen, Digitale weerbaarheid en Brede vorming. Samen met jongeren ondernemen we allerlei activiteiten die hen voorbereid op de maatschappij. De eerstejaars gaan op empathie-avontuur, tweedejaars van de kappersopleiding bezoeken bijvoorbeeld een museum en maken daarna kapsels, geïnspireerd op wat ze zagen, andere studenten bouwden een Vikingboot voor een tentoonstelling en hebben nu zelf het plan opgevat om daarmee te varen met kinderen met een beperking.”
De kritiek van het Kamerlid, de hoogleraar en bedrijfshistoricus waarop u reageerde, luidt met name dat het bedrijfsleven onvoldoende betrokken is op het mbo.
“Die kritiek is ongegrond. Het mbo had altijd een relatie met het bedrijfsleven. Tot een paar jaar geleden ging dat vooral over stages. Maar de laatste jaren is het bedrijfsleven in de regio veel meer betrokken geraakt bij de opleidingen, niet alleen in het vormgeven ervan, maar ook op het lesgeven, soms op de werkvloer. Het is veel gemakkelijker geworden opleidingen in korte tijd aan te passen aan behoeften op de arbeidsmarkt. Als deze mensen zich verdiept hadden, hadden zij dat ook geweten.
Voor sommige jongeren kan een BBL-contract goed zijn. Maar ik zeg: houd ze op school. Ik gun onze jongeren gewoon drie, vier, vijf jaar op school.”