Burgerschap is een belangrijke wettelijke opdracht voor het onderwijs. In een democratische samenleving ligt er een taak bij alle scholen om zorg te dragen voor burgerschapsvorming. Dat is niet verwonderlijk, want onderwijs speelt een belangrijke rol in de toerusting van kinderen en jongeren voor hun latere leven, inclusief hun leven met anderen. Leden van Verus vinden deze taak belangrijk en nemen de opdracht dan ook serieus. Scholen hebben zelf een bijdrage te leveren, vanuit hun eigen tradities, geschiedenis en praktijk. Zo kunnen scholen het mooie en waardevolle in die tradities ook zichtbaar te maken en delen met de nieuwe generaties. Burgerschapsonderwijs heeft daarom alles te maken met pedagogische opvattingen en levensovertuigingen.
Waarom is een verduidelijking van de burgerschapsopdracht nodig?
In 2006 werd voor het eerst een wettelijke burgerschapsopdracht vastgelegd in de wet. Uit onderzoek van de Onderwijsinspectie is gebleken dat het onderwijs op vrijwel alle scholen voldoet aan de eisen uit de wet- en regelgeving. De Onderwijsinspectie stelt dat scholen ondanks verschillen in uitwerking en intensiteit van het onderwijs zo goed als allemaal werken aan de bevordering van burgerschap. Zowel de sociale aspecten, zoals bevordering van sociale vaardigheden en omgangsregels, als de maatschappelijke dimensie, zoals diversiteit en democratie, krijgen aandacht.
Toch adviseert de Onderwijsinspectie op basis van de verschillen tussen scholen en internationaal vergelijkend onderzoek om de burgerschapsopdracht te verduidelijken en preciezer vast te leggen wat van scholen wordt verwacht. Op deze manier hoopt men een meer planmatige aanpak van burgerschapsvorming te faciliteren. Het voornemen tot verduidelijking van de algemene burgerschapsopdracht is dan ook op 7 februari 2017 door het vorige kabinet aangekondigd in reactie op dit onderzoek van de Onderwijsinspectie.
Hoe luidt de tekst van de nieuwe wet?
De voorgestelde herziening van de burgerschapsopdracht voor het funderend onderwijs (artikel 8 WPO, artikel 17 WVO en artikel 11 WEC) luidt als volgt:
- Het onderwijs bevordert actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze, waarbij het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op:
- het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens; en
- het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die de leerling in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de pluriforme, democratische Nederlandse samenleving.
- Het bevoegd gezag draagt zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de waarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en creëert een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met deze waarden.
Wat zijn de belangrijkste punten uit het wetsvoorstel?
Doelgericht en samenhangend aanbod
Algemene burgerschapsopdracht & kerndoelen / eindtermen
Basiswaarden
Schoolcultuur
Eerder stelde prof. dr. Renée van Schoonhoven, hoogleraar Onderwijsrecht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, al dat het wetsvoorstel raakt aan de vrijheid van richting en inrichting van het onderwijs. Kortom, er liggen nog wat vraagstukken open met betrekking tot het wetsvoorstel. In de komende weken wordt het wetsvoorstel besproken in de Tweede Kamer. We houden de bespreking nauwlettend in de gaten.
Voor vragen of opmerkingen over het wetsvoorstel omtrent burgerschapsonderwijs, neem contact op met Dico Baars of Jacomijn van der Kooij.