Wat is je beeld van hoe leraren met het afstandsonderwijs omgaan?
“Ik heb geen kwantitatief onderzoek gedaan, dus kan niet in z’n algemeenheid spreken, maar wat ik merk is dat het online lesgeven op vrijwel alle scholen vrij snel vorm heeft gekregen. Zowel leraren als leerlingen zijn in volle vaart aan de slag met de digitale techniek en hebben die snel in de vingers weten te krijgen. Van Hoy, tot Zoom, Teams, Facebook, GoogleClassroom, Skype, tot WhatsApp, geen middel wordt geschuwd om leerlingen op afstand zo goed mogelijk onderwijs te geven. Daarbij valt echt heel veel creativiteit te bespeuren. Vloggende basisschooljuffen die hun kinderen goed weekend wensen, een Skype-spreekuur voor ouders en leerlingen, schoolexamens die via WhatsApp worden afgenomen, leraren experimenteren echt volop. Ook wordt er nu hard gewerkt aan hoe een en ander didactisch aan te pakken, mede doordat daar vanuit de overheid hulp in wordt geboden en omdat teams onderling met elkaar uitwisselen hoe ze het kunnen insteken.”
Hoe voelen de leraren zich bij die omschakeling die ze hebben moeten maken?
“Ze vinden het heel intensief en hechten groot belang aan samenwerken met collega’s. Dat is denk ik overall het beeld. Ze houden prima het hoofd boven water maar het vraagt wel heel veel tegelijk. Omschakelen naar digitaal, afstemmen over lesinhoud, ervoor zorgen dat de mens achter de leerling niet vergeten wordt, bedenken hoe de komende periode om te gaan met toetsen en het al dan niet laten overgaan van kinderen, enzovoort. En dan ook nog eens met iedereen in contact blijven, de hele dag zittend achter je laptop. Dat is veel. Ze moeten in zekere zin het wiel opnieuw uitvinden, op allerlei niveaus.
Wat je ook ziet is dat er minder makkelijk een scheiding te trekken is wanneer je een leerling ‘spreekt’. Doordat de communicatie nu via veel verschillende kanalen verloopt, zoals ook Facebook, chats, WhatsApp, kunnen leerlingen ook bijvoorbeeld ’s avonds nog vragen stellen. In het begin vonden leerkrachten het positief dat leerlingen hen zo goed wisten te bereiken, maar inmiddels merken ze ook dat het belangrijk is grenzen te stellen voor zichzelf. Omdat ze een gezin hebben, de zorg voor een kwetsbare ouder, of de eigen kinderen, die nu ook thuis zijn. Wat ik ook terugkrijg, is dat leraren letterlijk veel minder gemakkelijk zicht hebben op wat er individueel gebeurt in de klas, of het kwartje van de lesstof wel valt bij een kind bijvoorbeeld of dat het de aandacht erbij houdt. Daar moeten ze op zoek naar nieuwe manieren van contact.”
Wat betekent het afstandsonderwijs voor de pedagogische relatie tussen leerkracht en kind?
“Dat is eigenlijk nog moeilijk te zeggen. Allereerst biedt het feit dat onderwijs door Corona massaal uit zijn comfortzone is gehaald ook kansen. Je wordt als leraar eigenlijk ‘gedwongen’, om van alles te herijken. Waar doe ik het voor? Wat vind ik belangrijk in mijn vak? En dus zeker ook: hoe ga ik om met de pedagogische relatie? Er wordt veel meer bewust stilgestaan bij de vraag: hoe kan en wil ik in contact zijn met mijn leerlingen? Hoe zorg ik dat ik mijn leerlingen werkelijk ontmoet, dat ik ze in beweging breng? Dat vind ik zeer positief. Ik zie ook dat een aantal leraren daar zelf heel positief over is en zegt nog nooit zo intensief aan de slag te zijn gegaan met het ‘ontmoeten’ van leerlingen. Tegelijk zijn er ook beperkingen aan het digitaal je leerlingen ‘ontmoeten’. Ook dat hoor je van leraren terug. Werken via een scherm is ‘pedagogische armoede’ zeggen ze dan. Te eendimensionaal. Je mist de echte groepsinteractie, het op elkaar reageren. Je mist de mogelijkheden tot ‘wrijving’, omdat je via een scherm het contact ontbreekt om daar genoeg op in te gaan.
Ik deel die zorg. Tegelijkertijd zie ik ook hele mooie dingen gebeuren. Dus het is afwachten hoe het opgepakt wordt. Het is in ieder geval een fase waarin de pedagogiek – ongewild – weer duidelijk in beeld komt. Wat verder in de gesprekken met leraren opvalt, als je kijkt naar de grotere vraag van waarom we onderwijs geven, is men heel bewust stil staat bij waar zich op te richten. Een deel van de leraren is primair gefocust op het goed aan kunnen bieden van geplande lesstof, op voortgang, op zorgen dat een kind ‘gewoon’ door kan naar volgend jaar. Daarnaast is er een groep leraren die zich eigenlijk primair wil richten op het zien van het kind. Het kind dat nu, net als wij volwassenen, een hele spannende, soms angstige, tijd meemaakt. Of het nu gaat om angst voor slechte punten, de angst voor het missen van de schoolmusical, de angst voor ziekte bij opa en oma, er zou volgens hen ruimte moeten zijn voor misschien wel de belangrijkste vraag: wat dóet deze situatie met je als mens? Contact houden is volgens hen veel belangrijker dan zorgen dat de stof landt.”
Is de relatie met kinderen die in een moeilijk thuissituatie zitten nu veranderd?
“Ja, je hebt natuurlijk een groep leerlingen met wie het vòòr het digitale onderwijstijdperk ook al niet goed ging, omdat ze thuis, in het gezin, in moeilijkere omstandigheden verkeren. School was voor zeker voor deze kinderen altijd een plek om fysiek afstand te hebben van de moeilijke thuissituatie. Een vrije ruimte om zich te ontwikkelen. Juist zij zijn nu moeilijk bereikbaar en krijgen lang niet altijd de benodigde steun van ouders. Ze reageren niet op mailtjes, ze laten niets van zich horen. Vooral kinderen met minder mogelijkheden, uit grote gezinnen en/of van allochtone afkomst blijven nu buiten beeld. Vaak, zo stelt een aantal leraren, worden zij thuis niet goed geholpen met de digitale systemen. Ze krijgen opdrachten toegestuurd, zoals een dictee, maar er komt weinig respons. Als je het dan hebt over kansen gelijkheid en ongelijkheid, dan zie je hier het verschil. In die zin legt deze crisis zaken bloot die er eerder ook al waren, maar voor de maatschappij misschien nog deels bedekt. Nu krijgen we het allemaal mee, dat er groepen kinderen zijn die buiten de boot vallen. Leraren zien zich plotseling voor de taak gesteld om dat, naast alles, ook mee op te lossen. Ik zie dat er heel hard gewerkt wordt in een poging toch ouders en kinderen te bereiken. Twee keer per week een telefoontje naar ‘risico gezinnen’, één keer per week telefonisch contact met de leerling zelf en de vraag of alles lukt. Sommigen fietsen zelfs langs. Maar ze geven tegelijkertijd aan dit in de huidige vorm niet heel lang vol te kunnen houden.”
Komen leerkrachten nog wel voldoende aan zichzelf toe nu?
“Of ze voldoende voor zichzelf zorgen bedoel je? De tijd voor zichzelf nemen, om te kijken wat de huidige situatie in hen losmaakt? Wat ik heel mooi vind is dat een deel van de leraren juist nu op zoek lijkt te gaan naar hoe ze zich existentieel gezien verhouden tot de Corona-situatie, het onderwijs, én tot de leerling. De onzekere periode waarin we nu met z’n allen zitten, roept bij hen naast het ‘work in progress’ allerlei gevoelens en gedachten op. Wat ik zelf dan wel aan hen zou willen vragen is: lukt het je die onzekerheid, die deze situatie voor ieder van ons meebrengt, echt een plek te geven, om je van daaruit open te stellen voor de nieuwe realiteit die er is, of houd je liever nog even vast aan oude structuren, uit de off-line wereld, om op die manier deze moeilijke tijd door te komen? Je ziet daarin verschillen op scholen. In sommige teams wordt er over gesproken, is er juist ruimte voor die onzekerheid, ook op het pedagogische vlak. Daar komen thema’s aan de orde als: hoe gaan we om met vertrouwen richting leerlingen? Hoe doe ik dat? Het wérkelijke vertrouwen dat leerlingen zelf uiteindelijk hun eigen leerproces zullen oppakken, met de juiste begeleiding van leerkrachten. Wat dat betreft zou ik het zelf een prachtige actie vinden als alle kinderen dit jaar gewoon overgaan. Geef ze die opsteker en dat vertrouwen maar gewoon, dan kijken we later wel hoe we zaken gaan bijsturen.”