Publicatie-
datum:

23 april 2020

Publicatiedatum: 23 april 2020
Bestuur en samenwerking

Een groots opgezet congres waarbij de publicatie van de Staat van het Onderwijs aan de ministers van en voor onderwijs wordt aangeboden? Nee, dit jaar was het document simpel te downloaden van de site van de Onderwijsinspectie. Waar in andere jaren de inspectie in het voorwoord van de ‘Staat’ een duiding gaf van de door haar geconstateerde ontwikkelingen, blijft die dit jaar achterwege. Inspecteur-generaal Monique Vogelzang schrijft dat dit niet het moment is om het gesprek te voeren over wat de inhoud van deze publicatie betekent voor het onderwijs. Het onderwijs heeft immers de handen overvol aan het uitvoeren van de kerntaken in haast onmogelijke omstandigheden.

De staat van het Nederlandse onderwijs

Het eerste hoofdstuk is opgedeeld in 4 paragrafen. De eerste paragraaf beschrijft de staat van het Nederlandse onderwijs. Daarin zet de inspectie nog maar eens uiteen wat volgens haar de kerntaken van het onderwijs zijn, namelijk allocatie, socialisatie, selectie en gelijke kansen en kwalificatie. Het is opmerkelijk dat hier niet de persoonsvorming wordt gevormd. In de ogen van Verus is dat een fundamentele taal van het onderwijs, zoals o.a. te lezen valt in de recente publicatie van Verus ‘Waar is onderwijs goed voor?

Allocatie

Op het terrein van allocatie doet het Nederlandse onderwijs het heel goed. De meeste jongeren (ook voortijdig schoolverlaters) vinden snel een plaats op de arbeidsmarkt. Een punt van zorg blijven de studenten met een niet-westerse achtergrond. Die vinden, ondanks hun stijgende opleidingsniveau, minder snel een plek op de arbeidsmarkt. De inspectie constateert overigens een opmerkelijke emancipatie-paradox. Jongens hebben minder vaak een startkwalificatie, hebben minder studiesucces, gaan minder vaak naar een vervolgopleiding en doen langer over studie. Maar op de arbeidsmarkt hebben ze wel meer succes dan meisjes.

Socialisatie

In de paragraaf over socialisatie besteedt de inspectie uitgebreid aandacht aan haar onderzoek over burgerschap en doet nogmaals een pleidooi voor een helderder burgerschapsopdracht. De inspectie constateert dat weliswaar de meeste scholen daarbij handelen binnen de grenzen van de wet, maar dat de resultaten niet tot tevredenheid stemmen.

Een kwart van de jongeren is laaggeletterd

In de paragraaf over kwalificatie schrijft de inspectie dat de OESO vindt dat 24 procent van de Nederlandse 15-jarigen dermate laaggeletterd is dat zij niet voldoende kunnen meekomen in de maatschappij.

Er zijn nog steeds grote verschillen tussen scholen met een vergelijkbare leerlingenpopulatie. In 2017 werd dit voor het eerst geconstateerd door de inspectie. Daarom heeft zij tientallen van de in haar ogen best presterende scholen bezocht om een beter beeld te krijgen van wat die scholen goed maakt. In deze ‘Staat’ beschrijft ze de kenmerken van de leraar, de schoolleider/directeur en het bestuur die ze daarbij aantrof.

Passend onderwijs

De inspectie besteedt ruime aandacht aan passend onderwijs. Op dat vlak zijn grote verschillen te zien. Ze schrijft: ‘Vooral daar, waar de schoolbesturen in het samenwerkingsverband goed weten wat zij willen bereiken, vaak nieuwe mogelijkheden verkennen en met elkaar de verantwoordelijkheid nemen, maken zij snel flinke stappen om de doelstellingen van passend onderwijs te realiseren, zelfs richting meer inclusiviteit’. De kwaliteitszorg is bij 27 procent van de samenwerkingsverbanden onvoldoende.

Het gebrek aan een voldoende functionerend stelsel van kwaliteitszorg leidt ertoe dat de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten onduidelijk zijn. Ook de governance van de samenwerkingsverbanden passeert de revue. De inspectie constateert grote verschillen in uitvering van taken. Ze schrijft: ‘De samenwerkingsverbanden waarvan het functioneren van de governance in positieve zin opviel, zijn samenwerkingsverbanden met alleen externe leden in het intern toezicht en een onafhankelijk bestuurder. Deze samenwerkingsverbanden hebben de governance in structuur én cultuur goed geregeld’.

Druk op stelsel en vasthouden kwaliteit

De druk op het onderwijsstelsel neemt toe als gevolg van het lerarentekort, de krimp, de veranderende arbeidsmarkt en de langzame verschuiving naar particulier onderwijs. Vooral het lerarentekort speelt een belangrijke rol en is ongelijk verdeeld over het land. De vier grote steden en ook Almere hebben hier het meeste last van, hoewel het in de hele Randstad een probleem is.

Om die basiskwaliteit te kunnen vasthouden, is het voor de inspectie daarom des te belangrijker om een gedeeld beeld te hebben over welke onderwijskwaliteit minimaal behouden moet blijven. De inspectie constateert dat de schaalgrootte van besturen en scholen een probleem kan zijn. De kleine schaal is kwetsbaar als het gaat om onderwijskwaliteit en kleine scholen ‘verbruiken’ naar verhouding meer leerkrachten dan grotere scholen (>200 leerlingen). Een verkapt pleidooi voor schaalvergroting in het onderwijs?

Gerelateerde berichten