Met het woord vitaliteit heeft hij niet zoveel, maar in combinatie met veerkracht kan het helpen ‘om de moed erin te houden’. “En daar kan ik natuurlijk niet op tegen zijn. Mensen hebben concepten nodig om de moed erin te houden en grip op de werkelijkheid te krijgen.” Veerkracht is voor de voormalige Denker des Vaderlands vooral ‘het besef dat je deuken kunt oplopen maar ook weer kunt uitdeuken’. Dat is van groot belang voor onderwijsmensen die deuken oplopen in het bureaucratische controlesysteem, maar misschien nog wel meer voor leerlingen en studenten, zeker in de huidige coronacrisis.
Ten Bos, hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen, windt zich op over de “eliminatieoorlog” tegen het virus die in zijn ogen aan de gang is. Die wordt volgens hem gevoed door de misplaatste gedachte dat we het virus moeten elimineren in plaats van ermee te leren leven en de gevolgen zo beperkt mogelijk te houden.“Daarom is er nu een heuse oorlog aan de gang tegen het gedrag van jonge mensen. Ik denk dat we ons niet realiseren wat de sociaalpsychologische effecten daarvan zijn. Alleen al door de mondkapjesplicht voelen middelbare scholieren zich behandeld als een gevaar voor de volksgezondheid. Wat doen we hun daarmee aan?”
Kwetsbaarheid
Dat heeft voor Ten Bos met verantwoordelijkheid te maken, wat iets heel anders is dan de verantwoordingsplicht (accountability) die de samenleving en dus ook het onderwijs regeert. “Verantwoordelijkheid is antwoord geven op de kwetsbaarheid van anderen. Als school heb je niet alleen een verantwoordelijkheid voor de veerkracht van de leraren, maar vooral ook voor die van leerlingen en studenten. Wat betekent die voor wat je zeker in deze coronatijd leerlingen en studenten aandoet?”
Hij haalt het voorbeeld van de heilige Franciscus aan, die op een dag zijn angst voor lepra overwon en een melaatse nabij kwam en diens hand kuste. Misschien niet ter letterlijke navolging, maar het verhaal leert Ten Bos dat verantwoordelijkheid in deze tijd van isolatie en afscherming ‘ook de bereidheid inhoudt om een deel van de kwetsbaarheid van de ander over te nemen’.
Leren uitdeuken
Dat betekent voor Ten Bos overigens niet dat het in onderwijs gaat om de behoeftebevrediging van leerlingen en studenten. Integendeel. “Onderwijs bereidt leerlingen voor op de toekomst, onder meer door hun te leren dat de werkelijkheid zich niet naar hen plooit. De werkelijkheid is in letterlijke zin absurd, want ze is doof (surdus) voor onze wensen. En toch hebben we de plicht om verhalen te verzinnen tegen die werkelijkheid in.”
Indachtig de klassieke Griekse filosofen is het dan de taak van het onderwijs om leerlingen te leren in die werkelijkheid gelukkig te zijn. “Bij hen gaat het niet om geluk in de zin van genotzucht en hoge pieken, maar om een bestendige vorm van geluk die veel met veerkracht te maken heeft, met het besef dat je in het leven deuken oploopt maar ook weer kunt uitdeuken.” Zulk onderwijs heeft wat Ten Bos betreft in ieder geval ‘veel meer filosofie’ nodig.

Grillig avontuur
In die opvatting is onderwijs geen lineair proces dat tot gestandaardiseerde resultaten leidt maar ‘een grillig avontuur, dat gepaard gaat met schokken, breuken en terugval’. Voor een overheid die is gericht op beheersing en klantgerichtheid, is dat moeilijk te verdragen. Ten Bos, bekend van onder andere zijn boek Bureaucratie is een inktvis, weet als geen ander dat het voor onderwijsmensen heel moeilijk is om weerstand te bieden aan de bijbehorende bureaucratie die hen afrekent op hun resultaten, inclusief de klanttevredenheid.
Dat vraagt van de individuele leraar, schoolleider en bestuurder de durf om tegen de stroom in te zwemmen, maar ook om een school- en organisatiecultuur die hen beschermt. Weerstand vanuit ‘het systeem’ zou volgens Ten Bos moeten leiden tot een 'heroriëntatie van de bureaucratie'. Nu is geïnstitutionaliseerde wantrouwen daarin leidend. De overheid en de schoolbesturen zouden juist moeten uitgaan van vertrouwen in wat er in de klas en op school gebeurt. “Dat betekent dat ze zich openstellen voor een grotere bandbreedte van mogelijke uitkomsten”. Dan is de gigantische administratieve verantwoordingsdruk niet meer nodig en krijgt de professional de ruimte die hem of haar toekomt.
Aanmodderen
Dat klinkt allemaal eenvoudiger dan het is. Wat leraren in ieder geval kan helpen om weerstand te bieden aan ‘het systeem’, is een besef van roeping. Ten Bos is wat huiverig voor dat woord. “Er hangt bij professionals een soort mythologie omheen en het kan tot een zekere ethische arrogantie leiden. Toch hoop ik dat leraren het hebben, want ze hebben het nodig om weerstand te kunnen bieden aan wat ik de eliminatiegedachte noem – het idee dat het onderwijs er is om leerlingen en studenten zo snel en efficiënt mogelijk ‘weg te werken.”
Om leraren de ruimte te geven om gehoor te geven aan hun roeping, hoeven schoolleiders en -bestuurders wat Ten Bos betreft geen visionair leiderschap tentoon te spreiden. Liever niet zelfs. “Ik bepleit eerherstel voor de gedachte van Charles Lindblom dat management vooral een kwestie van aanmodderen is. In complexe situaties komen veranderingen nu eenmaal met kleine stapjes tot stand, en daarbij heb je niet veel aan hooggestemde idealen. Ik vraag me af waarom aanmodderen in zo’n kwaad daglicht is komen te staan. Dat zal wel met het ideaal van de maakbaarheid te maken hebben.”
Aanmodderen dus, is zijn boodschap aan onderwijsmensen die hun roeping serieus nemen. En de moed erin houden.
Meer weten over de Verus Identiteitsdag of aanmelden? Klik hier.