Dr. Eveline de Zeeuw deed dit onderzoek in samenwerking met onderzoeker dr Elsje van Bergen en VU-hoogleraar Dorret Boomsma, oprichter van het Nederlands Tweelingen Register.
In hoeverre bepaalt je genenpakket je opleidingsniveau?
“Het heeft een behoorlijk sterke invloed. Als we kijken naar opleidingsniveau in volwassenen dan zien we dat dit voor genen en omgeving ongeveer 50-50 is. Op de basisschool is de invloed van genen groter: daar verklaren genen voor 75% de verschillen tussen kinderen in Cito-scores.
Wat zegt dat over ons schoolsysteem?
“Dat is een compliment voor het Nederlandse schoolsysteem. In het buitenland zien we andere cijfers. Dat verschillen in toetsresultaten tussen basisschoolkinderen voor het grootste deel door genen bepaald worden, betekent dat ze redelijk gelijke kansen krijgen. Wel lijkt het er op dat de invloed van de thuisomgeving groter wordt als kinderen ouder worden.”
Hoe hebt u de invloed van genen en thuissituatie uit elkaar kunnen halen?
Ouders geven natuurlijk elk de helft van hun genen door. Maar ze creëren ook de omgeving waarin hun kind opgroeit. “Voor dit onderzoek keken we naar het DNA van ouders en kinderen. We zochten uit welke genen ouders wel en welke ze niet hadden doorgegeven. Zoals al verwacht hadden de geërfde genen een invloed op opleidingsniveau van de kinderen. Maar ook de genen die ouders níet doorgeven, hadden invloed op hun kind. Omdat de kinderen deze genen niet hebben, betekent dit dat de thuisomgeving ook effect heeft op het opleidingsniveau.”
Kunnen onderzoekers eigenlijk het gen voor intelligentie aanwijzen?
“Intelligentie wordt door heel veel verschillende genen beïnvloedt. Het is niet aanwijsbaar in de zin van: dit gen is het. Maar we zien in het DNA wel duizenden genen die allemaal een heel klein effect op de intelligentie hebben.”
Kinderen van hoogopgeleide ouders hebben vaak een hoog opleidingsniveau. Wat doen die hoogopgeleide ouders thuis? Kortom: Hoe stimuleren ze hun kind?
“Dan wordt het speculeren, want daar hebben wij niet naar gekeken. Maar ik kan me dingen voorstellen als bijlessen, die voor hogeropgeleide ouders makkelijker betaalbaar zijn, dat ze hun kind meer stimuleren zijn best te doen en meer waarde hechten aan opleiding.”
Hoe (on)redelijk is het dat leraren bij een schooladvies rekening houden met het opleidingsniveau van ouders en de thuisomgeving van een kind?
“Je hoort inderdaad dat leerlingen met dezelfde eindtoetsscore verschillende schooladviezen krijgen, afhankelijk van de sociaal economische status van het gezin. Ik vind: als een kind heeft laten zien dat hij iets kan, moet hij ook de kans krijgen het te proberen. Als een school eraan twijfelt of ouders thuis wel de juiste ondersteuning kunnen geven, dan moet de school moeite doen om die zelf te bieden.”
Wat kunnen scholen leren van uw onderzoek?
“Nogmaals: in Nederland doen we het goed. Genetische verschillen tussen kinderen kunnen op school tot uiting komen. Dus de basisscholen halen uit kinderen wat ze kunnen. Tegelijkertijd lijkt sociaal economische status nog steeds een rol te spelen. Als we allemaal tegen kansenongelijkheid zijn, moeten we daar oog voor hebben. Want er zijn kinderen die dubbele pech hebben: die door hun genetische aanleg moeite hebben met leren én uit een omgeving komen waar ze misschien niet kunnen worden geholpen met hun huiswerk. Die kinderen zouden extra ondersteund moeten worden.”