Verhouding algemene burgerschapsopdracht en kerndoelen
Voor scholen is het van belang om te weten dat deze algemene burgerschapsopdracht niet samenvalt met de kerndoelen en eindtermen (die in het kader van Curriculum.nu op een later moment herzien worden). Reden voor de GroenLinks-fractie om te vragen of het niet logischer zou zijn geweest om deze wet te behandelen als het nieuwe curriculum bekend is. De minister benadrukt echter dat de burgerschapsopdracht een algemene opdracht is aan scholen. De burgerschapsopdracht gaat niet alleen over wat je in de klas moet leren (bepaalde kennis en competenties), maar bevat bijvoorbeeld ook een zorgplicht van het bevoegd gezag voor de schoolcultuur. Het betreft dus nadrukkelijk een brede opdracht aan de school als geheel. De curriculumherziening ziet dit volgens de minister daarentegen op de specifieke inhoud van het onderwijs, gekoppeld aan bepaalde vakken en ontwikkelfases van leerlingen.
Wat wordt er van scholen verwacht?
- Het ontwikkelen van een herkenbare visie op burgerschapsonderwijs.
- Op doelgerichte wijze invulling geven aan burgerschapsonderwijs in het onderwijsprogramma via een samenhangend programma door de leerjaren heen, waarbij de school ook concreet dient te formuleren wat leerlingen zullen leren.
- Een gedegen monitoring en evaluatie van het burgerschapsonderwijs.
Reikwijdte zorgplicht bevoegd gezag
In een brief aan de Eerste Kamer vroegen Verus, VBS, VGS en ISBO aandacht voor de reikwijdte van de zorgplicht in de burgerschapswet. Als scholen en inspectie geen handvatten hebben om te bepalen wat de reikwijdte van de zorgplicht is, bestaat immers het gevaar dat er verschil van inzicht ontstaat over de wijze waarop de inspectie hierop toezicht moet houden. Volgens de minister is niet aan de orde. De regering houdt daarmee vast aan de huidige formulering van de zorgplicht.
Rol Onderwijsinspectie
De burgerschapswet spreekt over basiswaarden van de democratische rechtstaat. Scholen zullen helder moeten maken op welke manier deze basiswaarden herkenbaar in het onderwijs vorm krijgen. De minister bevestigt daarom nogmaals dat de vrijheid van onderwijs een belangrijk uitgangspunt is bij de burgerschapsopdracht. Hij erkent dat de wijze waarop burgerschapsonderwijs wordt ingevuld en uitgevoerd nauw samenhangt met de identiteit en de pedagogische of religieuze grondslag van een school. In de toelichtingen bij dit wetsvoorstel en in de onderzoekskaders van de inspectie zijn de centrale begrippen uit de burgerschapswet nader beschreven en vertaald naar schoolniveau. De toezichthouder zal scherp toezien of het burgerschapsonderwijs conform de wettelijke eisen wordt uitgevoerd.
Ondersteuning van docenten
Eerder pleitte een brede coalitie van onderwijsorganisaties al voor ondersteuning en facilitering van de mensen in de klas die verantwoordelijk zijn voor burgerschapsonderwijs. Door een overladen lesprogramma (gebrek aan tijd) en door handelingsverlegenheid (behoefte aan professionalisering) is het lastig om op de goede manier controverses te behandelen. Ook de minister erkent de centrale rol die docenten spelen. De burgerschapsopdracht is gericht aan het bevoegd gezag, maar volgens hem is voor succesvol burgerschapsonderwijs het van belang dat burgerschap als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de school wordt beschouwd. Alle medewerkers en leerlingen leveren een bijdrage aan een schoolcultuur die fungeert als oefenplaats en in overeenstemming is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat/
GroenLinks wijst op de aangenomen motie die de regering verzoekt om het bestaande aanbod extra onder de aandacht te brengen bij leraren en in overleg met het onderwijsveld te bezien of dit aanbod afdoende is, zodat leraren optimaal ondersteund worden om omstreden onderwerpen te blijven behandelen. De minister laat weten dat men werkt aan een sectoroverstijgende (po/vo/mbo), integrale en centrale ondersteuningsstructuur, waarbij informatie toegankelijker wordt, samenwerking effectiever tot stand komt en kennis beter kan worden gedeeld. Hier hebben scholen, profielorganisaties, sectorraden, organisaties die ondersteuningsaanbod en leermiddelen verzorgen, de inspectie, beleidsmakers en de wetenschap allemaal een rol. Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe de precieze structuur eruitziet.
Rol ouders
De senatoren van het CDA brengen ook de verantwoordelijkheid van ouders ter sprake. Zij vinden dat er het nodige van het onderwijs gevraagd mag worden, maar dat er dan wel sprake moet zijn van wederkerigheid: “Het is aan ouders – maar ook de leerlingen zelf – om te laten zien dat zij de verantwoordelijkheid die zij wel primair hebben, serieus nemen en er dus aan bijdragen dat de uitvoering van de burgerschapsopdracht door de school een succes wordt.” Het CDA wil dat de school moet kunnen optreden tegen leerlingen en hun ouders als zij die verantwoordelijkheid niet nemen, mogelijk zelfs door schorsing of verwijdering.
Het al dan niet opleggen van deze maatregelen is volgens de minister aan het bevoegd gezag van de school: zij bepaalt per geval of een dergelijke maatregel al dan niet passend is, met inachtneming van de randvoorwaarden die -mede met het oog op de leerplicht- hieraan zijn gesteld. De omstandigheid die leidt tot een ordemaatregel kan in sommige gevallen raken aan de burgerschapsopdracht.
Ons aanbod
Verus heeft ook sinds vorig najaar een nieuw dienstverleningsaanbod rondom burgerschapsvorming. Dit bestaat onder meer uit een sparringsgesprek, het burgerschapskompas en een online startmodule pedagogische burgerschapsvorming.
Ook hebben we een whitepaper van Gert Biesta, die je gratis op kunt vragen, waarin enkele handreikingen worden gegeven hoe scholen in dit complexe, democratische speelveld handen en voeten kunnen geven aan burgerschapsvorming.