Van Vliet, werkzaam bij het UMC Groningen en Yorneo jeugdhulpverlening, geeft voorlichting aan onder meer GGD-artsen die werkzaam zijn op consultatiebureaus en scholen.
Als kinderarts-sociale pediatrie werkt u met kinderen met klachten waarbij kind- en contextfactoren een rol spelen. Hoe vaak wordt u geconfronteerd met armoede onder uw patiënten?
“Dagelijks. Wij krijgen heel veel kinderen binnen met bijvoorbeeld buikpijn die we na allerlei behandelingen van hun klacht afhelpen en een jaar later terugzien, met hoofdpijn. Een jaar of zeven geleden, toen ik in een perifeer ziekenhuis werkte, dachten we: We zien telkens dezelfde kinderen. We zijn allerlei symptomen aan het bestrijden, maar is hier geen sprake van iets onderliggends?
In gesprek met kinderen en ouders ontdekten we dat bij veel voorkomende klachten als buikpijn en hoofdpijn er in 75% van de gevallen problemen waren in de thuissituatie, die veelal ook armoede met zich meebrachten. Als je dan met ouders bespreekt dat hun kind waarschijnlijk beter geholpen is met maatschappelijk werk of jeugdhulpverlening dan in het ziekenhuis, wil 95% daar iets aan doen. Er ís echt goede wil.”
Ziekenhuis, jeugdhulp… Dat zijn al twee partijen…
“Het allerbelangrijkste is dat armoede vaak niet op zich staat, maar bijna altijd onderdeel is van een multiprobleem. Moeder is depressief, vader verslaafd aan de alcohol, er zijn geldproblemen, huiselijk geweld, een kind blijft van school weg… Je hebt school, verslavingszorg, de psychiater, huisarts, jeugdhulpverlening en de gemeente állemaal nodig. De Jeugdzorgwet van 2015 gaat uit van één gezin, één plan, één coördinator. Dat is dé oplossing. Maar we weten allemaal dat dit op heel veel plekken nog niet in orde is.”
Wat doet opgroeien in armoede eigenlijk met kinderen?
“Armoede is continue stress. Het stresssysteem is bedoeld om kortdurende momenten van stress op te vangen. Bij continue stress is het systeem helemaal in de war. Bepaalde delen van de hersenen worden groter, andere kleiner, de functie wordt anders. Om complexe dingen te begrijpen heb je heel veel onderdelen van je hersenen nodig. En die werken niet samen als je bezig bent met vragen als: ‘Ik heb een uitnodiging voor een feestje maar kan daar niet heen, hoe kom ik daar onderuit?’ ‘Is er vanavond te eten?’ ‘Hebben papa en mama ruzie als ik thuiskom en wat ga ik dan doen?’
En de leraar, waar kan die op letten?
“Wat je aan de buitenkant kunt zien zijn kapotte of niet-passende kleding, het missen van gymschoenen, slechte gebitten. Kinderen krijgen een uitzonderingspositie in de klas. Omdat ze bijvoorbeeld geen vriendjes mee naar huis kunnen nemen. Hun hoofd zit continu vol. Want ook al wordt het thuis niet besproken, ze merken dat er spanningen zijn. Leerlingen zijn te laat, moe, hebben hun huiswerk niet in orde, terwijl ze wel allerlei bijbaantjes hebben. We zien kinderen die voor twaalf uur veel slechter presteren dan na de lunch, omdat ze zonder ontbijt gewoon niet kunnen leren. Als resultaten anders zijn dan je verwacht, ga je natuurlijk een lijstje met mogelijke oorzaken langs. Ik hoop dat leraren daar ook ‘armoede’ op hebben staan.”
Is hier op scholen voldoende oog voor?
“Ik denk dat bepaalde scholen en leerkrachten hier veel meer aandacht voor hebben dan andere. In sommige wijken weten we dat de meerderheid van de kinderen in de klas geen ontbijt krijgt. Ik ken scholen die kinderen laten meewerken in de kantine zodat ze wel te eten krijgen en de lessen volhouden.
In de ene buurt, kortom, ervaar je als leerkracht veel meer de consequenties dan in de andere buurt. En dan ga je vanzelf schoolfruit en schoolmelk regelen, zodat je weer les kunt geven. Potjes bij de gemeente aanboren en contact zoeken met jeugdhulpverlening.”
Het klinkt allemaal zo uitzichtloos…
“Er is altijd hoop. En een eerste stap is het bespreekbaar maken van armoede. Want dán kun je ook gezamenlijk stappen gaan zetten. En dat vermindert stress. Dan worden de hersenen rustiger en kunnen ze gebruikt worden om te doen wat ze moeten doen.
Ik kom dagelijks kinderen tegen van wie ik denk: Petje af, dat jij nog overeind staat, ondanks alles wat je meegemaakt hebt en nog steeds meemaakt! Dat je nog naar school gaat, zoveel veerkracht toont!
Trouwens, we kunnen niet niks doen. Als jij als leerkracht in tien situaties ingrijpt en bij één maak je het verschil, dan kun je zeggen: Ik bereik maar 10%. Maar realiseer je wel dat armoede net als andere problemen vaak transgenerationeel is: Als jij helpt de situatie voor een kind beter te maken, dan heeft dat automatisch ook effect op alle volgende generaties. Het is als een sneeuwbal die van een helling afrolt: hij wordt automatisch groter als hij maar het eerste zetje krijgt.”