De focus op meetbaarheid en toetsen: dat is iets waar Karen Heij niet vrolijk van wordt. Zij maakt zich hard voor een andere benadering van toetsen en de ontwikkeling van kinderen. Meer gericht op het kind zelf en niet de ‘norm’ waarbinnen je zou moeten vallen. Ze haalt daarbij ook het Interdepartementaal Beleidsonderzoek aan, waarin enkele (meetbare) beleidsmaatregelen worden opgesomd.
“De analyse hierin vind ik buitengewoon slecht. We moeten met zijn allen durven kijken naar de onderwijskwaliteit en wat er daadwerkelijk aan de hand is. En niet direct vervallen in meer druk op resultaten en meten. Want de focus op toetsen speelt juist ook een rol in hoe het onderwijs er nu voor staat. De meetbaarheidsgedachte bestaat al heel lang, ook in andere sectoren. Maar niet alles kun je meten en weten met getallen. En ondanks dat Nederland vooroploopt in deze meetcultuur, heeft het ons niet gebracht tot een toppositie in de ranglijst van landen. Ik vind het dan ook uitermate vreemd dat Nederland niet hand in eigen boezem steekt en reflecteert op het beleid van de afgelopen dertig jaar. Want draai het maar eens om: heeft de meetbaarheid er juist niet voor gezorgd dat we eenzijdig kijken naar de ontwikkeling van kinderen? We focussen op wat er in toetsen wordt vastgesteld en kijken niet meer met een breder perspectief, waardoor het onderwijsaanbod verschraalt.”
Minder ruimte voor vrijheid en eigenheid
Om dat bredere perspectief te krijgen, is ruimte en vrijheid nodig. “De voormalige onderwijsminister zei: er is veel ruimte voor onderwijsprofessionals in het systeem. Maar ik kijk daar anders tegenaan. ik zie weinig variatie en vooral een disciplinerende werking die maakt dat het onderwijs heel weinig variatie kent. De politiek en inspectie leggen onderwijsbestuurders allerlei kaders en regels op, die daarna doorsijpelen in de rest van de schoolorganisaties. Zo loopt uiteindelijk ook een leerkracht in de pas van de kaders van de inspectie. Met de nadruk op toetsen en zaken als het leerlingvolgsysteem worden scholen aangezet tot handelen in een bepaalde richting. Ruimte voor vrijheid en eigenheid wordt steeds minder. We moeten eens durven de kwalijke kant van toetsen tegen het licht te houden. We focussen in het onderwijs veel te veel op wat er wordt verwacht van kinderen bij de eindtoets in het basisonderwijs en op de centrale examens, terwijl dat maar een klein stuk is van de cognitieve ontwikkeling en nog minder van de gehele ontwikkeling”, vindt Heij.
Als voorbeeld haalt zij Finland aan, waar wel degelijk veel getoetst wordt maar waar toetsen bedoeld zijn als instrumenten in handen van de professional voor de klas. Leerlingen in dit land krijgen tot hun zestiende géén gestandaardiseerde toetsen en examens.
Kansenongelijkheid
Met haar proefschrift (2021) Van de kat en de bel. Tellen en vertellen met de eindtoets basisonderwijs heeft Heij onder meer gekeken naar de consoliderende effecten voor kansen van kinderen met onze eindtoets en het leerlingvolgsysteem. “Daarbij zie je dat waar je vandaan komt, in hoge mate bepalend is voor je toekomst. De eindtoets stuurt op ongelijke onderwijsuitkomsten.” Hierbij hebben kinderen van hogeropgeleide ouders meer kans op hogere onderwijsposities ten opzichte van kinderen die uit een lager sociaal-economisch milieu komen. Met de huidige eindtoets worden de kansen voor deze laatstgenoemde groep niet vergroot.
“Onderwijs is nu eenmaal niet te zien en te benaderen als een productieproces, waarbij je stelt dat wat er in gestopt wordt moet leiden tot bepaalde resultaten. En dat is juist wel de aanname als je kijkt naar hoe het toezicht bij ons wordt vormgegeven. Het hele 'output'-denken met een focus op 'evidence-based'-werken zorgt juist voor een averechts effect in het onderwijs. “Basisvaardigheden zijn belangrijk. Ik ben de laatste die zegt dat bijvoorbeeld leesvaardigheid er niet toe doet. Dat doet het wel. Maar de manier waarop kinderen nu eindeloos oefenen op strategieën voor begrijpend lezen en de manier waarop we toetsen, leidt niet tot plezier in lezen en dat zien we terug in Pisa-onderzoeken: onze leerlingen ervaren het minste leesplezier. En de manier waarop wordt gesproken over 'achteruitgang', daar ben ik geen fan van. We gebruiken grote woorden voor een ontwikkeling die we duiden aan de hand van toetsresultaten waar nog wel wat op af te dingen is. De Staat van het Onderwijs roept jaarlijks dat het lezen achteruitgaat, maar dit blijkt bij nadere bestudering met name gebaseerd op de eigen peilingstoetsen van de inspectie. Dit op basis van een vergelijking met de peiling van jaren daarvoor, waarbij maar een klein deel van de opgaven hetzelfde is. Toetsen geven indicaties, maar kunnen niet veel meer dan dat. Het is dus onvoldoende zeker om te zeggen of we achteruitgaan, maar de beleidsmaatregelen zijn stevig. Ik denk dat we beter moeten kijken naar hoe we onze kinderen weer plezier laten hebben in het lezen. Want met motivatie gaan kinderen vanzelf kilometers maken. Van die kilometers weten we zeker dat die nodig zijn om leesvaardigheid te vergroten. Dat geldt niet voor het toetsen.”
Controle
Zolang de overheid blijft sturen op controle en grip op de onderwijsuitkomsten, voelen leerkrachten minder ruimte om te zoeken en te doen wat het beste is voor het kind. “Ze lopen aan de leiband van het leerlingvolgsysteem, wat totaal niet helpt om een goed beeld te krijgen van wat al goed gaat bij een kind en wat (nog) niet. Leerlingen worden namelijk vergeleken met de rest van Nederland, waardoor sommige kinderen de stempel ‘zwak’ krijgen. Dit haalt elk plezier in het onderwijs weg, zowel bij leerkrachten als bij leerlingen. Het meritocratisch denken, waarbij je verdienste op basis van je eigen ‘harde werken’ wordt beoordeeld of veroordeeld, maakt dat leerlingen ook nog eens denken dat ze hier zelf schuldig aan zijn.”
Dit wordt versterkt, volgens Heij, door het vroege selecteren in ons onderwijssysteem. Op 12-jarige leeftijd is er al een niveau geplakt op jongeren en stromen zij door naar de middelbare school. “We laten kinderen al op ontzettend jonge leeftijd kennismaken met de sorteermachine, en geven ze geen tijd en ruimte om zich verder te ontwikkelen. Als je juist veel langer samen naar school gaat, hoef je dit stukje selectie niet toe te passen in het basisonderwijs. Kinderen worden dan ook niet afgerekend op een klein stukje van het cognitieve spectrum waarin ze op die jonge leeftijd (nog) lager presteren. Bij uitstel van selectie is er langer de tijd om talenten te ontdekken én verder te ontwikkelen. Het advies voor vervolg in het vo geeft een indeling in zeven verschillende bakjes op basis van de eindtoets, maar dit is slechts een momentopname. Je doet kinderen tekort. Uit internationaal onderzoek blijkt dat hoe later we selecteren, hoe minder bepalend de achtergrond of afkomst van het kind is. Het is jammer dat onze onderwijsminister dit onderzoeksgegeven blijft negeren.”
Kritisch tegengeluid
Heij roept dan ook op dat wij zelf vanuit de samenleving een kritisch geluid moeten laten horen. Daarbij kijkt zij ook naar de beroepsgroep van het onderwijs. “De beroepsgroep moet zelf zeggen: tot hier en niet verder. Toetsuitslagen prima, maar wij kijken naar het totale plaatje. Daar mag nog wel wat meer pit in komen. Zo zijn er al scholen die zich hebben verenigd in het ‘leve het onderwijs’ en die niet meer gestandaardiseerd willen toetsen. Hoe groter deze groep wordt, hoe hoger de kans dat het ministerie open gaat staan voor hun geluid. Maar het perfect disciplinerend cirkeltje tussen ministerie, inspectie, scholenorganisatie en leerkrachten is krachtig. Leerkrachten die met hart en ziel voor de klas staan en bezig zijn met het onderwijs wat er écht toe doet en onze kinderen echt verder helpt. Als toetsen hierbij in de weg staan, dan wordt het tijd dat we ons bezinnen op de toetscultuur die we met elkaar hebben gecreëerd.”
Samen besturen
Deze pagina is onderdeel van ons domein Samen besturen. Verus wil randvoorwaarden scheppen voor geïnspireerd goed onderwijs. Dat doen we door betrokken te zijn bij elkaar en samen te verbinden als gemeenschap, met begrip voor de positie van leden die in hun eigen leergemeenschap functioneren. Bestuurlijke vraagstukken lossen we samen op, met hulp van collega-bestuurders of een adviseur.