Tekst: Winnifred Jelier
In het verleden werkten ze nog wel eens met incassobureaus. “Dat leidde tot emotionele drama’s”, zegt Arnout van Essen, directeur CSG Selion in Groningen. “Daar zijn we mee gestopt.” Zijn school staat in een wijk waar bijna de helft van de gezinnen een laag inkomen heeft. Veel ouders kunnen de vrijwillige bijdrage niet betalen, sommige kinderen komen standaard zonder ontbijt op school. “Wij zeggen nooit tegen een leerling: jij mag niet meedoen, omdat je ouders niet betaald hebben. Dat is tegen onze principes.”
Ongeveer één op de negen kinderen in Nederland groeit volgens het SCP op in een gezin met weinig geld. In tweederde van de gezinnen werken de ouders wel, maar verdienen zij zo weinig dat ze er amper van rondkomen. De ouders kampen vaak met stress en zorgen. De behoeften van hun kinderen zien ze gemakkelijk over het hoofd. Van Essen: “Sommige leerlingen zitten nooit ’s avonds samen met hun familie aan tafel om warm te eten. Ze komen thuis en pakken wat er nog in de kast ligt, wat chips of een boterham met pindakaas.”
Op school hebben kinderen uit arme gezinnen vaak meer moeite om zich te concentreren, waardoor ze sneller slecht presteren. Geld voor bijles is er niet.
Waarom moeten scholen hier iets mee?
Gelukkig spannen diverse instanties zich in om de negatieve spiraal te stoppen of, in ieder geval, af te remmen. Staatssecretaris Tamara van Ark van Sociale Zaken verklaarde onlangs nog dat ze het “niet acceptabel” vindt dat een welvarend land als Nederland armoede onder kinderen kent. Begin 2019 is ook de Alliantie Kinderarmoede gelanceerd, een samenwerking tussen ruim tachtig organisaties die willen zorgen dat Nederland uiterlijk 2030 kinderarmoedevrij is.
Concentratie van problemen
Armoede komt zelden alleen. Kinderen uit arme gezinnen hebben meer kans op een taalachterstand en/of leer- en ontwikkelproblemen. De Inspectie van het Onderwijs signaleerde begin 2019 opnieuw dat op sommige scholen veel van deze kwetsbare leerlingen bij elkaar zitten. Op deze scholen is de werkdruk extra hoog en wordt het lerarentekort vaak als eerste zichtbaar. (Bron: Staat van het Onderwijs, 2019)
Maar de vraag die de laatste jaren steeds scherper klinkt is: in hoeverre moeten scholen hier iets mee? Tot waar reikt hun verantwoordelijkheid? Henk Lammerts, directeur van CSG Kluiverboom in Groningen, heeft zich die vraag al vaak gesteld. Zijn school staat in een regio waar ruim 60% rond de armoedegrens zweeft. “Het is simpel: je kunt als school niet alles doen. Onze taak is om leerlingen te kwalificeren voor een diploma. Dáár worden we op afgerekend en dáár ligt dus onze prioriteit. Het is niet onze publieke plicht om te zorgen voor ontbijt op school en te voorkomen dat leerlingen tot tien uur ‘s avonds op straat rondhangen. Ik snap natuurlijk ook wel dat die grens niet altijd scherp te trekken valt, maar er wordt steeds meer bij de school neergelegd, waarvan ik denk: ja, leuk dat je dat wilt, maar stel dan ook de exameneisen bij.”
Best practices
De zorgen van schooldirecteuren zijn begrijpelijk, maar onnodig, vindt Mariëtte Lusse, lector Ouders in Rotterdam-Zuid bij de Hogeschool Rotterdam. “Ik snap dat scholen zenuwachtig worden als ze horen over overheidsplannen om het onderwijs meer te betrekken in het armoedebeleid. We moeten niet alles op het bord van de scholen willen leggen. Maar om deze leerlingen te helpen, hoeft niet alles overhoop.” Samen met de Hanzehogeschool Groningen verzamelt Lusse onder meer best practices van scholen die erin slagen om leerlingen uit arme gezinnen te helpen zonder zelf kopje onder te gaan. Een handreiking moet deze zomer verschijnen. “We zien dat scholen met kleine ingrepen meer rekening met deze leerlingen kunnen houden, zoals betaalbare schoolactiviteiten, duidelijke informatievoorziening over subsidies, goed contact met de ouders en een toegankelijke zorgfunctionaris.”
Lastig te signaleren
Een struikelblok is niettemin de signaalfunctie van leraren. Leraren vinden het moeilijk om armoede te herkennen, laat staan om het ter sprake te brengen. Ruim 80% van de leraren op basisscholen vermoedt dat ouders hen niet in vertrouwen nemen over hun armoede, bleek uit een enquête onder 200 scholen van het Jeugdeducatiefonds, Stichting Kinderpostzegels en ABN Amro begin 2018. Leraren zien misschien wel dat er geldproblemen spelen, maar als ouders duidelijk hun best doen om deze te verhullen uit schaamte of schuldgevoelens, moet je daar als leraar dan nog in gaan pulken?
Die twijfel speelt veel scholen parten. Voor de gezinnen kunnen de gevolgen rampzalig zijn. Geschikte hulp blijft uit en kinderen kunnen forse leerachterstanden opbouwen.
Wat kan het schoolbestuur doen?
- Informeer ouders over instanties voor subsidies en begeleiding, zoals Stichting Leergeld, het Jeugdfonds Sport & Cultuur en de gemeente. Geef de informatie aan iedereen, zodat je stigmatisering voorkomt.
- Werk aan een integrale aanpak, samen met lokale zorginstellingen, welzijnsorganisaties en de gemeente, zodat dat de hulp aan ouders en leerlingen zo effectief mogelijk is.
- Wijs binnen de school een vast aanspreekpunt aan voor ouders en leraren, zoals de zorgcoördinator of intern begeleider.
- Help leraren om goed contact met ouders op te bouwen, zodat ze snel op de hoogte zijn van geldproblemen. Zorg onder meer voor voldoende ruimte en tijd voor oudergesprekken. Rond armoede heerst vaak schaamte en het kan even duren voordat ouders leraren in vertrouwen nemen.
- Maak duidelijk tot waar de verantwoordelijkheid van leraren reikt: leraren moeten armoede onder leerlingen signaleren en ouders doorverwijzen. Zij hoeven er zelf niets mee.
- Kijk hoe je als school leerlingen en ouders een extra handje kunt helpen, bijvoorbeeld door deelname aan het gratis schoolfruit- en groenteprogramma van de EU of het organiseren van workshops in budgetbeheer.
"Ouders doen er vaak alles aan om hun armoede te camoufleren”, zegt Wim Scheffers, directeur van basisschool Antares in Tilburg. Veel van zijn leerlingen groeien op in een gezin met weinig geld. “Leraren krijgen het soms gaandeweg door. Dan heeft een leerling in de winter nog steeds zijn zomerjas aan of komt het kind telkens slaperig op school. Het is voor ons pijnlijk om een ouder hiermee te confronteren, maar we moeten het wel doen. Armoede grijpt diep in op het welzijn van de leerlingen en beïnvloedt het leren. Je kunt er als school niet omheen.”
Wacht niet
Zolang je een goede band hebt met de ouders en leerlingen, is die drempel naar het gesprek goed te nemen, benadrukt Lusse. “Belangrijk is dat je als school niet pas over armoede gaat nadenken als er problemen zijn, want dan ben je vaak te laat. Maak aandacht voor armoede onderdeel van de bestaande informatievoorziening. Wijs alle ouders op subsidieregelingen en hulpinstanties, via de website of brochures, ook als ze helemaal geen financiële problemen hebben. Zo voorkom je stigmatisering en maak je het voor ouders gemakkelijker om het te zeggen als ze wel problemen hebben. Armoede kan immers ook tijdens de schoolloopbaan ontstaan, wanneer ouders scheiden, ziek worden of ineens hun baan verliezen.”
Tegenwicht bieden
De ouders hebben soms het vertrouwen in de samenleving opgegeven of zijn verbolgen over hun situatie. Lammerts: “Veel van onze leerlingen komen uit een weinig stimulerend milieu. Ze hebben soms familieleden in het criminele circuit. Sommigen krijgen de indruk dat je niet hoeft te werken om geld binnen te krijgen. Ze zijn vaak totaal niet gemotiveerd voor school. Als school proberen we tegenwicht te bieden. We laten zien dat er andere mogelijkheden zijn dan het milieu van de bijstand, dat je een goede baan kunt krijgen door netjes naar school te gaan. Maar voortdurend zien deze kinderen ook het tegendeel. Dat is natuurlijk in- en intriest. We kunnen dat niet wegpoetsen en moeten dat benoemen. Alleen dan kun je deze leerlingen laten inzien dat de wereld zoals die is, niet altijd de wereld is zoals die hoort te zijn.”
Wat is armoede?
Burgers zijn arm wanneer ze gedurende langere tijd geen geld hebben voor de goederen en voorzieningen die in hun samenleving als minimaal noodzakelijk gelden. Het Sociaal en Cultureel Planbureau legt de armoedegrens op 1.135,- euro per maand voor een individu en op 2.100,- euro voor een stel met twee kinderen. Gemeentes hanteren vaak diverse definities, zodat ze rekening kunnen houden met onder meer zzp-ers en mensen met flexcontracten. (Bron: SCP)
Armoede in rijke buurten
Nu kan armoedeproblematiek net zo goed spelen bij scholen in welvarende wijken, weten ze bij de vmbo-scholen van Melanchton in Lansingerland. “Het zal minder prominent zijn, maar we zien het ook zeker bij ons”, zegt directeur Cees de Jong. De meerderheid van zijn leerlingen betaalt moeiteloos het eigen telefoonabonnement en draagt sportschoenen van dure merken. “Maar soms krijgen we te horen dat een leerling geen geld heeft voor gymkleding of een excursie. Dan zoeken we samen naar een oplossing.”
Zijn scholen organiseren soms prijzige activiteiten. Zo gaat de examenklas van Melanchton-vestiging Berkroden al jaren op de laatste schooldag naar Disneyland Parijs. De Jong: “Dit jaar gingen er ongeveer 30 van de 200 leerlingen niet mee. Ik denk niet dat dit vanwege de kosten was, maar zoiets kun je natuurlijk nooit met zekerheid zeggen.” Hij heeft niet de indruk dat leerlingen over het hoofd worden gezien. “We hebben een sterk mentoraat en uitstekende zorgcoördinatoren. We zitten er echt bovenop.”
Een valkuil is om te denken dat er onder je leerlingen helemaal geen armoede voorkomt. Lusse: “Als je er niet voor openstaat, dan zie je het ook niet. Zeker op scholen in rijke buurten zeggen leerlingen niet snel uit zichzelf dat ze geen geld hebben voor het paas- of kerstontbijt, maar melden ze zich ziek of komen ze met een andere smoes. Als je daarin meegaat, blijf je blind voor de werkelijke problemen.”
Armoede in het hoger onderwijs
Jongeren zijn op hun achttiende voor de wet financieel zelfstandig. Vanaf die leeftijd zijn ze er zelf verantwoordelijk voor dat ze een zorgverkering hebben en kunnen ze zonder toestemming abonnementen afsluiten of geld lenen. Groot feest voor velen, maar voor enkele jongeren leidt deze overgang tot financiële problemen. Zo heeft 21% van de studenten van 18 jaar en ouder een studieschuld met daarnaast nog een lening, betalingsachterstand of roodstand, blijkt uit cijfers van het Nibud (2017). Iets meer dan één op de tien heeft moeite om rond te komen.
De financiële problemen komen deels voort uit slechte planning: de jongeren schaffen impulsief spullen aan en houden geen rekening met de gevolgen. Het hoger onderwijs kan studenten hierbij helpen. De sociale druk kan extra groot worden, zodra de jongeren gaan studeren. Een sterke mentor kan studenten helpen zich hiertoe goed te verhouden en de student waar nodig wijzen op gemeentesubsidies. Ook kan de opleiding zorgen voor betaalbare activiteiten.