- Naast Roelof Bisschop was je het enige Kamerlid met kritiek op McKinsey: onderwijs gaat over meer dan opbrengsten. Niet alleen meetbaar, maar ook merkbaar. Maar dat merkbare krijgt in het rapport te weinig aandacht. Kun je dat nader toelichten?
‘’Wat we zien is dat er inleidend de drieslag van Gert Biesta een plek krijgt en dat er beschreven wordt dat onderwijs natuurlijk niet alleen meetbaar maar ook merkbaar is. Maar in de verdere uitwerking van het onderzoek is alles gericht op harde opbrengsten. De pedagogische opdracht en waarde voor de brede ontwikkeling van leerlingen blijft daarmee volstrekt onderbelicht. Door die nauwe focus denk ik dat dit rapport een wel heel eenzijdige blik heeft op die opbrengstgerichtheid.’’
- Je wilt niet af van de lumpsumbekostiging, maar pleit wel voor meer doelbekostiging (bijv. zomerscholen, werkdrukmiddelen) en afspraken via sector- en bestuursakkoorden. Maar beperk je daarmee de bestedingsvrijheid dan ook niet?
‘’Wat ik eigenlijk probeer, is in een tamelijk gepolariseerde discussie over de lumpsumbekostiging te behouden wat goed is. Namelijk de ruimte en verantwoordelijkheid voor besturen, schoolleiders en leraren voor de inrichting van het onderwijs. Tegelijkertijd zie ik in dat gepolariseerde landschap dat er ook toch een wind waait die ‘grip wil op het onderwijs’. Zelf wil ik die grip niet. Maar ik vind het wel van belang dat de middelen die wij toekennen aan het onderwijs, denk aan het belastinggeld, daadwerkelijk aan onderwijs worden besteed.
Deze discussie lijkt twee kanten op te gaan. Hoe kunnen we lumpsumbekostiging met vertrouwen behouden en zorgen dat geld daadwerkelijk in de klas komt? En wat doen we met geld dat boven de signaalwaarde komt? Pas dit toe of leg dit uit. Wanneer het niet te verantwoorden is dat er geld overblijft, moet er op andere manieren gezorgd worden dat het geld naar het primaire proces wordt geleid. Heel concreet ga ik een motie indienen bij de begrotingsbehandeling, waarin ik de minister vraag om voor het notaoverleg passend onderwijs in november een plan te maken hoe hij het geld dat bij de samenwerkingsverbanden boven de signaalwaarde uitkomt, alsnog kan bestemmen voor het inrichten van passend onderwijs.
Als we nu erkennen dat kinderen verschillende thuissituaties hebben en geen gelijke kansen hebben om hetzelfde uit het onderwijs te halen, wil ik de discussie voeren of we, naast de gewichtenregeling, scholen waar relatief veel achterstandskinderen zijn, kunnen steunen. Als we hen extra kunnen helpen om die leerlingen inhaalprogramma’s te geven of een huiswerkvrije school te kunnen inrichten, dan bieden we hen aan wat ze thuis missen. Ik wil graag dit gesprek aangaan. Dit moet structureler in de bekostiging worden ingebed, zodat scholen beter kunnen begroten en deze groep leerlingen kunnen helpen.’’
- Aan het einde van je 1e termijn noemde je de term ‘pedagogische opdracht’ in antwoord op een interruptie van Rudmer Heerema. Hoe zie je de pedagogische opdracht?
‘’Die is heel breed. Het gaat om de intrinsieke opdracht die schoolbestuurders, schoolleiders en leraren voelen en willen uitvoeren. Iedereen in het onderwijs is ten diepste gedreven om het kind goed onderwijs te geven. Dat gaat verder dan het toetsen en kijken naar opbrengsten. Het gaat ook over persoonsvorming en hoe jij in relatie tot anderen op school en de samenleving staat. Het is een hele brede ontwikkeling en daar heb je een prachtige verantwoordelijkheid voor als school. Alleen momenteel heb ik nog het idee dat er in de politiek te veel naar de kwalificatie wordt gekeken.’’