De vraag komt dan natuurlijk op hoeveel van die geschillen er nu eigenlijk uitgevochten worden voor de commissie. Dat blijkt mee te vallen. Schattingen die we deelnemers aan de cursus of training laten doen, vallen standaard te hoog uit, zeker als we wat getallen noemen: ruim 1.000 besturen met ongeveer 6.700 scholen in het primair onderwijs inclusief het (voortgezet) speciaal onderwijs, 328 besturen in het voortgezet onderwijs met 650 scholen en 1.450 vestigingen. Dan zullen er zo’n 8.000 medezeggenschapsorganen actief zijn, inclusief GMR’en en deelraden.
Wanneer je het daartegen afzet, valt het aantal geschillen enorm mee: in de veertien jaren dat de Wms bestaat zijn er ongeveer 175 uitspraken door de LCG WMS gedaan, en naar men mij vertelde wordt ongeveer de helft van de geschillen ingetrokken voor er een uitspraak gedaan kan worden. Blijkbaar komt men er bij verschil van inzicht meestal uit zonder interventie door een geschillencommissie.
Benoeming directeur
Een volgende vraag is dan waar die geschillen zoal over gaan. Het kan van alles zijn, maar een toppertje met ongeveer een op de tien geschillen betreft de benoeming van een directeur of bestuurder. Dat daar nog al eens iets mis gaat, is ook wel te begrijpen. Maar het is ook te voorkomen.
In de eerste plaats komt het meer dan eens voor dat de MR betrokken wordt bij de benoemingsprocedure van een directeur. Er mogen bijvoorbeeld twee leden van de MR plaats nemen in een benoemingsadviescommissie, de BAC. Dat is natuurlijk heel aardig, maar wanneer het bestuur denkt dat daardoor het adviesrecht van de MR ‘verwerkt’ is blijkt dat niet zo te zijn. Dat heeft er mee te maken dat in een BAC een keuze gemaakt wordt uit meerdere kandidaten, terwijl het adviesrecht van de MR betrekking heeft op een concreet voorstel tot benoeming.
Met andere woorden, de BAC onderzoekt wie van de kandidaten A, B, C en D het meest geschikt lijkt om de vrijgevallen functie te vervullen. Daartoe wordt het CV van elk van de kandidaten uitvoerig bestudeerd, met de kandidaten worden gesprekken gevoerd, soms meer dan één, er worden referenties opgevraagd, en tenslotte wordt aan het bestuur één van de kandidaten, laten we zeggen mevrouw C, te benoemen. Daarmee is de bemoeienis van de medezeggenschap echter nog niet afgelopen. Laten we aannemen dat het advies van de BAC door het bestuur wordt overgenomen. Dan zal het bestuur naar de MR als geheel moeten melden dat het voornemens is mevrouw C. te benoemen. De MR heeft dan nog steeds de volledige bevoegdheid een advies te geven (104176, 108719). En ja, dat kan ook een negatief advies zijn.
Uitval
Dan is er de steeds terugkerende kwestie bij de plotselinge uitval van een directeur. Er moet zo spoedig mogelijk een directeur a.i. benoemd worden. Moet het bestuur dan ook nog langs de MR? Ja, zegt de geschillencommissie, want de wet maakt geen onderscheid tussen de ene directeur en de andere. Ook een directeur a.i. is een directeur (104268). En ook als de interimmer voor een tweede termijn wordt benoemd, omdat er bijvoorbeeld nog geen nieuwe directeur gevonden is, mag de adviesbevoegdheid van de MR niet genegeerd worden. Er was voor het bestuur immers een keuzemoment (104917).
Voor de benoeming van een bestuurder gelden dezelfde overwegingen, maar voor die situaties stelt de wet nog een aantal aanvullende eisen. Zo moet de MR een advies gevraagd worden over het competentieprofiel van de bestuurder (art. 11 lid 1 onder q Wms) en is deelname in de sollicitatiecommissie van twee leden op voordracht van de MR wettelijk voorgeschreven (art. 8a Wms).
Benoeming
Medio vorig jaar deed de geschillencommissie opnieuw een uitspraak waarbij bleek dat ze deze wetgeving serieus neemt. Een college van bestuur spreekt met de MR af dat hij nauw betrokken zal worden bij de opstelling van de wervings- en selectieprocedure. Vervolgens ontstaat er een hoop gesteggel. De MR draagt iemand voor deelname in de BAC waarvan het bestuur vindt dat die persoon het nu juist niet moet zijn. Het bestuur communiceert met het personeel de procedure, maar dan niet die waarover het met de MR overeenstemming heeft bereikt, maar een daaraan voorafgaande versie. Het bestuur zet de procedure stil, terwijl dat niet de bedoeling was, de procedure wordt weer opgestart, en verder onderweg worden er opnieuw heel wat brokken gemaakt.
Uiteindelijk komt er het voorstel tot benoeming van de heer X. Het college van bestuur vraagt de MR daarover in een nogal kale e-mail een advies. De MR heeft helemaal geen zin om te adviseren, omdat hij van mening is dat een benoeming sowieso onrechtmatig is nu de procedure niet correct gevolgd is. Later zal de MR zelfs verklaren dat helemaal niet om een advies gevraagd is, vanwege het ontbreken van een oplegger. Aangezien het bestuur meent dat het te horen krijgt dat de MR geen advies wil uitbrengen, communiceert het binnen de school dat de heer X benoemd is. Dan stapt de MR naar de commissie. Die constateert inderdaad zoveel procedurele onregelmatigheden dat de benoeming niet in stand kan blijven. Een paar overwegingen van de commissie:
‘Het adviesrecht van artikel 11 lid 1 aanhef en onder h Wms ziet op de aanstelling van een specifiek persoon. [Zo] dient naast een (algemeen) profiel van de aan te stellen directeur, de aanvraag de relevante gegevens omtrent de beoogde kandidaat te bevatten, zoals zijn of haar CV en een motivering waarom hij of zij aan het profiel voldoet. De e-mail van 2 april 2020 bevatte die gegevens niet. Aldus ontbrak het de MR aan essentiële gegevens om advies uit te brengen. Dat een van de MR-leden deel uitmaakte van de BC en de BAC en hij de MR om die reden van nadere informatie kon voorzien, doet daar niet aan af. Het is aan het bevoegd gezag om die informatie aan de MR te verstrekken.
(..)
Prijsgeven van rechten door de MR mag niet licht worden aangenomen. Het bevoegd gezag mocht er – zeker gelet op de opstelling van de MR eerder in de benoemingsprocedure – niet zonder meer op vertrouwen dat de MR met de mededeling ‘Aangezien er dus niets is om advies over uit te brengen, is overleg overbodig’ afstand van het (als fundamenteel te beschouwen) adviesrecht deed. Het had op de weg gelegen van het bevoegd gezag daar meer duidelijkheid over te krijgen en te verifiëren of daarmee afstand werd gedaan. Dat heeft het bevoegd gezag nagelaten en kan hem derhalve worden tegengeworpen.’ (109300).
Geen succesverhaal voor het bevoegd gezag deze keer, maar wel leerzaam.
De uitspraken zijn te vinden op www.onderwijsgeschillen.nl, onder de hierboven weergegeven nummers als zoekterm.