Als ik aan mijn jeugd denk, komen drie dingen naar boven: leren, buiten spelen en muziek. Leren ging goed gelukkig, maar veel meer vreugde heb ik beleefd aan buiten spelen en muziek. Buiten spelen: hartstochtelijk voetballen met buurjongens, voor de deur van ons rijtjeshuis, op een grasveldje dat in de naoorlogse nieuwbouwwijk ruimer was dan in de nieuwbouw nu. Jassen en truien als doelpaal, de struiken als zijlijn. Er vol in gaan, met Ajax-Liverpool 5-1 in gedachten. Tackles, botsingen, slidings, omhelzingen. Geïnspireerd door ‘Ard en Keesie’ hielden we wereldkampioenschappen rolschaatsen, op de straat, pootje-over de bocht om. Soms ging je onderuit, en gleed je je tegenstander omver. Schrammen, wonden, bulten, we hielpen elkaar overeind, sloegen elkaar op de schouder en gingen door, voor een denkbeeldig veelkoppig publiek. Ook op school heb ik in de pauzes en tijdens ‘gym’ met enthousiasme gespeeld. Het schoolplein was een plek van competitie, wedijver, vriendschap, subtiele codes van uit- en insluiting. Ik herinner me een winter waarin we met elkaar een leerling langdurig met sneeuwballen bekogelden. Was het pesten? We reden tussen de middag vlak na elkaar naar huis. Hij wist me te vinden, ik heb het geweten. Met een stevige bloedneus kwam ik thuis. Revanche, op mijn nummer gezet, boontje komt om zijn loontje, lesje geleerd.
Vorige week zag ik een foto van kinderen in Denemarken die voor het eerst tijdens de corona-crisis weer naar school gingen. Een groot klaslokaal, kinderen op ruim meer dan anderhalve meter. Geen fysieke aanraking, afstand, letterlijk en figuurlijk. Toch waren de kinderen blij. Ze mochten weer naar school, ze zagen hun ‘juf’ eindelijk weer, ze zagen elkáar weer. Ondanks dat stemde de foto verdrietig. De kinderen konden nauwelijks uiting geven aan hun blijdschap. Een groot deel van het repertoire was hen ontnomen. Geen stomp van vreugde, geen omhelzing, geen aai over de wang, geen kus op het voorhoofd. Achter elkaar aanrennen, aan de staart trekken, blij als koeien voor het eerst in de wei, het was er allemaal niet bij. Wat is kind-zijn als dit allemaal niet kan en mag? Wie word je als dit je ontnomen wordt? Wat is persoonsvorming als je lijf als drager en teken van empathie, van trots, van warmte, van fanatisme en strijd, van vriendschap en afstand niet meer mee kan doen?
De corona-crisis dreigt op onbedoelde wijze zichtbaar en voelbaar te maken wat het betekent als onderwijs vooral gericht is op het hoofd, op cognitieve kennis, op kennis die van lichamelijke en aardse dimensies is losgemaakt. Is dat eigenlijk wel echte kennis? Is dit echte ontwikkeling?
Het kabinet heeft deze week bekend gemaakt dat de kinderen in het basisonderwijs weer halve dagen naar school mogen. Dat lijkt me een goede eerste stap: geef de kinderen hun kind-zijn terug. Leven met de handrem erop, leven alsof je geamputeerd bent, leven alsof je lichaam maar een heel klein beetje mee kan doen, dat is geen leven. Er zijn gelukkig objectieve argumenten beschikbaar om de teugels iets te laten vieren als het om onze kinderen gaat. Er staat echt iets op het spel.
Verus pleit al langer voor eerherstel van de pedagogische dimensie van onderwijs. Het gaat in onderwijs uiteindelijk om persoonsvorming. Kennis, vaardigheden en sociaal gedrag zijn heel belangrijk. Ze hebben pas zin en ze ‘landen’ pas echt wanneer ze gestalte krijgen in een mens die zich op een eigen, herkenbare en onvervangbare manier verantwoordelijk weet. Deze dagen wordt zichtbaar wat er op het spel staat: persoonsvorming, met hoofd, hart en handen.
Al heel lang wordt onderwijs als een hoofdzaak gezien. Dat is het ook, maar wel voor (kleine) mensen van vlees en bloed.
Samen leven
Deze pagina is onderdeel van ons domein Samen leven. Verus wil bijdragen aan een vrije, inclusieve en pluriforme samenleving. Nu en in de toekomst. Dit doen we door invulling te geven aan de vrijheid van onderwijs met geïnspireerd goed onderwijs en met oog voor maatschappelijke problemen en kansen.